Tegenbewijsregeling in box 3?
17-11-2023
Op 26 oktober 2023 is een motie aangenomen waarin het kabinet verzocht wordt een tegenbewijsregeling in box 3 te onderzoeken en de Tweede Kamer hierover binnen twee weken te informeren. Onlangs is hierover een kamerbrief gepubliceerd. Het kabinet heeft de mogelijkheden voor een tegenbewijsregeling binnen box 3 meerdere malen onderzocht en gaat daar mee stoppen.
Overwegingen tegenbewijsregeling
Bij een tegenbewijsregeling zou een belastingplichtige kunnen aantonen dat zijn werkelijk rendement in een kalenderjaar lager ligt dan het forfaitaire rendement waarover in box 3 belasting wordt geheven.
Selectief gebruik
Hoewel een tegenbewijsregeling rechtvaardig lijkt, zorgt een dergelijke regeling ervoor dat belastingplichtigen selectief een beroep kunnen doen op de regeling in de jaren dat hen dit goed uitkomt. Waarschijnlijk zal in slechte beursjaren met tegenvallend rendement een beroep worden gedaan op de tegenbewijsregeling en in goede beursjaren niet. Er wordt echter niet meer dan het forfaitaire inkomen belast in goede beursjaren. Het forfaitaire rendementspercentage op overige bezittingen is gebaseerd op langjarige gemiddeldes. Belastingplichtigen profiteren in goede beursjaren van een forfait dat lager is dan het werkelijke rendement. Door toepassing van een tegenbewijsregeling worden belastingplichtigen met fluctuerende rendementen, met jaren met goede en slechte beleggingsresultaten, per saldo niet naar draagkracht belast.
Meerjarige tegenbewijsregeling?
Vanwege deze mogelijk onrechtvaardige uitkomst van een tegenbewijsregeling is ook een tegenbewijsregeling onderzocht waarbij naar het rendement over meerdere jaren gekeken wordt. Bij een meerjarige tegenbewijsregeling wordt alleen belasting teruggegeven aan belastingplichtigen die daadwerkelijk over een langere periode een lager rendement behalen dan het forfait. Dit sluit beter aan bij het draagkrachtbeginsel. Echter, een meerjarige tegenbewijsregeling is complexer dan een benadering per belastingjaar omdat belastingheffing in de inkomstenbelasting in beginsel per jaar plaatsvindt en alle systemen en regelgeving hierop zijn ingericht. Het invoeren van een tegenbewijsregeling over meerdere jaren vergt voor de Belastingdienst daarom ook meer ICT-capaciteit dan een regeling per jaar.
ICT-capaciteit Belastingdienst
Een eenjarige tegenbewijsregeling zou al voor een groot beslag op de ICT-capaciteit van de Belastingdienst zorgen. De introductie ervan is een grote structuurwijziging. Dit geldt dus nog sterker bij een meerjarige tegenbewijsregeling. Invoering van een tegenbewijsregeling zou ten koste gaan van onder andere de essentiële ICT-modernisering van de Belastingdienst en daarnaast zouden andere wetgevings- en beleidsinitiatieven moeten opschuiven. Al eerder is aangegeven dat het in ieder geval niet haalbaar is om een tegenbewijsregeling in te voeren voor het jaar 2024.
Definitie werkelijk rendement
Een complicatie bij het invoeren van een tegenbewijsregeling – in welke vorm dan ook – is dat een eenduidige definitie van het begrip ‘werkelijk rendement’ noodzakelijk is. In het belang van rechtszekerheid en duidelijkheid voor burgers en uitvoering zou dit begrip wettelijk vastgesteld moeten worden. De invulling van het begrip werkelijk rendement is complex en er komen veel principiële en ook praktische vormgevingskeuzes bij kijken.
Uitvoering ook voor burgers complex
De Belastingdienst kan bij een tegenbewijsregeling geen gegevens die van belang zijn voor het werkelijke rendement vooraf invullen. Hierdoor wordt een groot beroep op belastingplichtigen gedaan om het werkelijke rendement zelf te bepalen, terwijl dit begrip zoals hierboven aangegeven complex is. De Belastingdienst beschikt over weinig contra-informatie over het werkelijke rendement. Naar verwachting zal dit leiden tot niet-gebruik, onbedoeld gebruik of zelfs misbruik van een tegenbewijsregeling en tot foutieve aangiften.
Budgettaire derving
Een tegenbewijsregeling gaat bovendien gepaard met een significante budgettaire derving, die het gevolg is van de selectieve toepassing ervan. De derving is afhankelijk van de vormgeving maar zou ruim € 1 miljard per jaar kunnen bedragen. Deze derving zou gedekt moeten worden.
Conclusie
Het kabinet onderschrijft de wens voor een heffing in box 3 die zo goed mogelijk aansluit bij het werkelijke rendement. Daarom heeft het kabinet in het coalitieakkoord afgesproken om een nieuw stelsel in te voeren in box 3. Het wetsontwerp hiervoor is inmiddels voor internetconsultatie aangeboden. Daarnaast heeft het kabinet dit jaar enkele verfijningen voorgesteld voor de huidige bepalingen van box 3 tot aan de invoering van het nieuwe stelsel. Ook de mogelijkheid van een tegenbewijsregeling is onderzocht en overwogen.
Een tegenbewijsregeling kent significante nadelen, waardoor het kabinet heeft besloten om hier geen wetsvoorstellen voor te doen.